Niet gehinderd door enige voorbedachte rade ondernam ik mijn reis. Zo gaat dat met jongelingen. Ik was net 25, had mijn militaire dienst volbracht en de universiteit afgerond, in die volgorde. Voordat ik het echte leven in ging gunde ik mij zelf een wat langere vakantie. Een reis heet zoiets. Dat is wat anders dan een vakantie en misschien waren die 3 maanden dat ook wel. Het was 1988, een jaar voor de val van de muur en mijn enige houvast op mijn reis was lonely planet (.com tegenwoordig). Ik had afgesproken met mijn ouders dat ik minstens elke week een ansichtkaart zou sturen, dan wisten ze tenminste op een week nauwkeurig waar ik verdwenen was als dat mocht gebeuren. Ik heb die ansichten nog.
Allereerst het doel. Waarom deed ik dit? Ik kan daar nu nog steeds geen goed antwoord op geven, en dat is ook wel goed zo denk ik, ik deed het gewoon. Waar naartoe? Dat lijkt toch wel een belangrijke vraag, maar het enige dat eigenlijk vaststond waren twee uitgangspunten: ik ga liften en ik ga heel ver.
Dan heb ik wel visa nodig en die kan ik beter hier in Nederland regelen dacht ik. Tokyo klonk heel ver en dan heb ik ook een visum voor China nodig, dus die als eerste aangevraagd. Werd gewijgerd. Verandering van doel: Djakarta, ook ver. Visum voor India lukte wel, dus toen kon ik gaan.
Ik had al veel gelift in West-Europa dus had wel ervaring hoe dat te doen. Kam mee bijvoorbeeld. En een bordje met een stift. Dus op een mooie zonnige dag begin september begon ik met liften. Mijn eerste stap was een bordje met daarop: Djakarta. Ik posteerde mijzelf naast het gemeentehuis in Katwijk aan Zee, daar is een mooie plek voor automobilisten om te stoppen. En daar komt veel verkeer oostwaarts langs (westwaarts is er alleen maar zee).
In mijn beleving spotte iedereen mij. Ik kreeg van iedereen reactie, lichten seinen, toeteren, zwaaien, lachen, het hield niet op. Maar niemand stopte. Zou er dan werkelijk niemand naar Djakarta rijden? Een stukje in die richting is al genoeg hoor. Verandering van taktiek: ik schreef Leiden op mijn bordje, binnen 5 minuten stopt er iemand en ik was in no time 5 km verderop.
Op weg naar Den Haag werd ik meegenemen door meneer Groen. Hij had mij al eens eerder meegenomen en ik vertelde hem van de reis die ik aangevangen was. Hij was zeer geinteresseerd en ik nam mij voor na terugkomst de zevende dags adventisten te bezoeken in Den Haag want daar kerkte hij. Ik heb dat later ook gedaan maar net die zondag was hij er niet. So be it.
Tot aan Turkije verder geen bijzonderheden eigenlijk. Het ging zoals ik gewend was. Kaart bestuderen, waar kan ik verkeer mijn richting op verwachten? Bordje schrijven met de eerstvolgende grote plaats en haren kammen. Maar dan, Turkije. Turken zijn zeer genegen je mee te nemen. Tegen betaling van het geldende taxi tarief, dat wel. Maar ja, dan is voor mij de lol er af en de bus is dan goedkoper en betrouwbaarder. Bovendien is de helft van de lol het gesprek met de chauffeur en turken spreken werkelijk geen woord buiten de deur. Behalve dan de turken in Istanbul die in Duitsland gewerkt hadden. Daar kon ik Duits mee spreken. Die wisten allemaal nog wel een geweldig restaurant voor mij, van een vriend. Iedereen is daar vriend van iedereen, als ze tenminste iets te besteden hebben. Dit was mijn eerst ontmoeting met een derde wereldland: iedereen is daar de hele dag bezig met geld.
Ik heb hier en daar nog wel gelift in Turkije en ben ook best ver gekomen nog, dankzij italianen en oostenrijkers, allemaal toeristen. In die tijd was het nog oorlog in Perzie en ik kwam een japanner tegen die op doorreis door Perzie daar een week in een cel gezeten had. Hij kon mij niet vertellen waarom. Het leek me daarom verstandig over Perzie heen te vliegen, dus ik nam het vliegtuig naar New Delhi. Oost-Turkije is indrukwekkend overigens, met de Ararat enzo. Ik kon mij wel voorstellen dat Noach daar gestrand was, je ziet die berg van heinde en verre liggen in een verder vlak land.
Ook ik had geld nodig natuurlijk en dat had ik van te voren goed geregeld. Ik had tot dan toe alleen een girorekening gehad maar nu wilde ik ook in het buitenland geld opnemen, hoe doe je dat? Pinnen kon nog niet. Dus ik allemaal banken afgelopen: hoe snel kunt u mijn geld waar ook ter wereld hebben? Bernard van de AmroBank beloofde: binnen 24 uur. Dus ik opende een rekening bij de AmroBank en nam ook Travellers Cheques mee. Aangekomen in New Delhi werd het tijd voor mijn eerste buitenlandse geldopname. Dus ik naar zo’n geldstuurkantoor in New Delhi met de vraag hoe mijn bank geld voor mij naar hen kon sturen. Gewoon dat kantoor noemen was voldoende. Dus ik bel Bernard op en hij maakt 2.500 gulden over.
De volgende dag was het geld er niet, dat kon nog even duren. Ondertussen was ik platzak. Dus ik ging leven van bordjes dahl a 3 rupee (ongeveer 50 guldencent) per bordje. Ik wisselde mijn laaste dollars om bij een riksha-chauffeur. Hij maakt een rekenfout en bood mij meer dan de geldende koers. Normaal zetten ze je af, dus enigszins verbaasd accepteerde ik zijn aanbod. Blij dat ik minstens nog een paar dagen kon eten liep ik weg. Niet veel later zag de chauffeur zijn fout in en kwam in paniek achter mij aangerend. Voor mij waren het een paar guldens, voor hem natuurlijk veel meer. Maar ik heb ze gehouden hoewel ik wist dat hij een vergissing gemaakt had. Ik had dat geld net zo hard nodig.
Het geld kwam nog steeds niet en ik vroeg er nog eens naar aan het geldstuurkantoor. Iemand anders van het kantoor legde uit dat zij helemaal geen contacten met banken hebben. Mijn geld zou zeker niet bij hen aankomen. Bernard legde uit dat hij het geld per telex naar hun correspondentbank in India gestuurd had en dat de National Bank of India netjes mijn geld op hun rekening had bijgeschreven en dat zij het verder zouden regelen. Die National Bank of India zit ook in New Delhi volgens de lonely planet (met adres!), dus ik kon daar gewoon op bezoek. Ik zei dat er een telex gestuurd was dus werd ik vriendelijk verwezen naar de man die de telexmachine beheert. Ik had zo’n ding nog nooit gezien en ik had ook geen idee hoe dat werkte. De beheerder keek mij vriendelijk aan en zei dat hij geen telex voor mij had gekregen, einde verhaal.
Later begreep ik dat telexen direct aankomen. Ik sla een toets aan en die toetsaanslag wordt real time aan de andere kant van de wereld op papier gedrukt. Een beetje zoals telegraferen. Later begreep ik dus dat mijn telex daar al gelegen moet hebben en dat ik gewoon even door het journaal had moeten bladeren, de beheerder was immers even koffie gaan halen en had mij alleen gelaten bij het apparaat. Maar goed, uiteindelijk mijn vader gebeld en die is naar de Dam in Amsterdam gegaan om daar zijn geld aan dezelfde keten als in New Delhi toe te vertrouwen. De volgende dag was dat geld daar en kon ik weer door.
Eenmaal thuis ik naar Bernard toe. Het geld was van mijn rekening afgeschreven. Maar ik had helemaal geen geld opgenomen daar! Ik heb daar nergens een handtekening gezet. Bernard reclameert maar krijgt geen gehoor. Na een week besluit de bank om mijn geld terug te halen uit India. Pfff. Jaren later kom ik voor iets anders op de bank en spreek terloops met de juffrouw over het voorval in India. Oh, dat verhaal van Bernard, was u dat! Het was dus toch niet heel normaal wat daar gebeurd was.
Het leuke aan reizen in die tijd vond ik dat je andere reizigers nodig had om verder te komen. Je kwam elkaar tegen in backpack-hotels en vertelde hoe je wat voor elkaar kon krijgen. De gedrukte vorm daarvan was die al eerder genoemde lonely planet. Travel survival kit heetten die boekjes toen. Iedereen verslond ze. Er was wel een dingetje met die kits. Hoteliers in de backpack-industrie deden al het mogelijke om in die kit terecht te komen, het was de beste reclame die je krijgen kon. Inclusief prijslijst. En daar zit het dingetje: zodra je genoemd werd in de kit dan kon je je prijzen verveelvoudigen. Die prijzen klopten dus nooit. Maar de adressen wel en dat was belangrijker.
In New Delhi vatte het plan post om naar Noord-India te gaan. Zuid had natuurlijk ook gekund (Goa en zo) maar het werd Noord. Of je daar komen kon hing echter af van aan wie je dat vroeg. De officiele instanties meldden dat de moesson de enige weg naar het noorden had weggespoeld, de busmaatschappij verkocht desalniettemin kaartjes. Halverwege de rit naar Jammu werd onze bus staande gehouden door een indrukwekkende indiase politieagent en werden we geredirect naar het vliegveld alwaar we tegen een schappelijke prijs een plaatsje konden krijgen in een militair vliegtuig, allemaal in een lange rij naast elkaar gezeten, ik denk dat daar normaal parachutisten zaten.
Via wat omzwervingen kwam ik in Nepal en kon daar zonder omweg via een reisbureau een kaartje naar Tibet plus visum krijgen. Achteraf was dat een van de weinige windows in time dat je zomaar Tibet in kon. Ik heb nooit een groter verschil gezien tussen twee volkeren als daar. Tibetanen hebben toen mijn hart veroverd. Oh ja: dat visum kon ik alleen krijgen als ik ook het duurste hotel in Lhasa boekte, Chinezen willen overal geld aan verdienen heb ik toen geleerd. In dat hotel heb ik toen een brief geschreven naar de universiteit in Leiden. Ondertussen was mij wel duidelijk geworden dat ik verder wilde studeren als promovendus. Bij thuiskomst in Katwijk lag er een aanstelling in de bus.
Uiteindelijk kwam ik in Peking aan en hoorde hoe andere backpackers daar de trein naar Moskou namen. Dat leek me ook wel een goed plan. Die kaartjes waren in die tijd het goedkoopste in Budapest zo liet ik mij vertellen, dus er was een levendige handel in die kaartjes door mensen die ze in Budapesrt haalden en in Peking met flinke winst verkochten. Waar je dan moet wezen? Travel survival kit natuurlijk. Ik kwam een amerikaan tegen die tegen iets hogere prijzen beweerde een full fledged travel agent te zijn. Hij legde uit hoe je in Peking donzen jassen kon kopen en die dan weer verkopen in Moskou – want daar was aan deze kwaliteit gebrek. En het was ondertussen december.
Dat gaat zo: je wisselt in Peking 15 US dollar in voor het aequivalent daarvan in chinese Foreign Exchange Currencies (FEC). Die brengen op de zwarte markt (Travel survival kit voor adressen) het dubbele op in lokale munt renminbi. Ze heten alletwee yuan en je kan er hetzelfde voor kopen. Voor die renminbi’s koop je dan een donzen jas op de markt, ook in de grootste maat pas ik niet, maar het is alleen maar voor de verkoop in Moskou.
Voor 250 US dollar een kaartje naar Moskou, kom daar maar eens om tegenwoordig! Het was een prachtige reis, 6 dagen in de trein, 50 km/u door een groot sneeuwlandschap. Tussendoor nog een wisseltruc in Ulaan Bator (je weet ondertussen de adressen wel te vinden). En dan elke morgen om 7 uur chinese propaganda in de trein. Ik heb dat omroepsysteem gesabotteerd hoor. Waar een zwitsers zakmes al niet goed voor is.
Dan in Moskou. De zwarte markt werd daar beheerst door doof-stommen. Die konden wel opgepakt worden, maar vervolgens niet verhoord. Ze hadden het rijk alleen. Ik heb mijn jasje daar verkocht voor 300 roebel. Destijds deed 1 roebel ik weet niet meer, hou het op 1 pond (ongeveer 3 gulden), minstens. Ik heb voor 60 roebel een kaartje naar Utrecht gekocht (3 dagen in de trein) en van wat ik over hield heb ik gouden oorbellen voor mijn moeder gekocht, ze heeft ze tot aan haar dood gedragen.
Tenslotte heb ik in Utrecht ook maar het OV genomen naar Katwijk. Liften kan altijd nog. Mijn laatste ansichtkaart was uit Peking, dus mijn thuiskomst was een verrassing.
eerste publicatie: nieuwe mensaberichten 114, nov 2023