Author Archives: Jeroen van Beele

About Jeroen van Beele

hi, i'm the owner of this site guts2trust.org, i want to make an economy in which i feel at home, this site is called guts 2 trust because this economy is based on the guts to trust each other

Ruilen is huilen, delen is spelen

Ik wilde eigenlijk bij de corona-pandemie wegblijven, maar hij biedt toch ook kansen. Wat nu als onze economie echt flink geraakt wordt? Ondertussen gaat de gevestigde orde daar wel van uit. We zien nu hartverwarmende hulpinitiatieven ontstaan van mensen die elkaar om niet bijstaan met wat nodig is. Dat is anarcho-communisme pur sang. Het is gebaseerd op het vertrouwen dat als jij om hulp vraagt je dat ook echt nodig hebt en dus zorgen we er voor. Ik had al eerder betoogd: als we zo met de hele mensheid en onze planeet om zouden gaan dan zou alles weer goed komen. Kan dit anarcho-communistisch virus zich ook wereldwijd verspreiden?

Het moet me even van het hart: ik werd net door een vriendin gebeld. De mensen bij wie ze nu verblijft zijn wat ziekerig en daarom zocht ze even elders onderdak. Jarenlang had ze gehuurd bij vrienden hier in Amsterdam. Dus vroeg ze die vrienden of ze daar een paar nachtjes kon verblijven. Het antwoord was dat ze welkom was zolang ze fiks betaalde, terwijl iedereen weet dat zij momenteel financieel aan de grond zit. Never waste a good crisis moeten ze gedacht hebben. Dit gedrag hoort bij een bewustzijnsniveau dat we hier in het westen steeds minder tegenkomen. Mijn punt is, en ik hoop hier niemand mee voor het hoofd te stoten, die ‘vrienden’ in kwestie komen uit het verre oosten waar dit gedrag nog heel normaal is. De transitie naar een nieuwe economie gaat daar niet vandaan komen, maar hier kunnen we bouwen op elkaar en misschien is de tijd al rijp voor een significante verschuiving.

Als we naar een nieuwe economie toe willen dan is bewustzijn de sleutel. Hoe gaan we dat bewustzijn nu omzetten in concreet gedrag? Ik wil graag van mijn column gebruik maken om een idee te pitchen: Gini-tax met trickle-down-boost. Het is gewoon een ordinaire nivelleringstruc hoor, maar toch met enige sophistication, want het is niet verplicht maar vrijwillig en je kan zelf je level of involvement kiezen. Een betere benaming is zeer welkom want bij belasting denkt iedereen aan iets dat men niet wil en zeker niet vrijwillig. Terwijl dit meer gaat over nieuw-economisch delen dan over oud-economisch ruilen. Ik dacht eerst aan Freedom shares, want dat is wat mij voor ogen staat: dat we elkaar vrijheid schenken. Maar deze term is al in gebruik. Bij gebrek aan beter gebruik ik hem toch in de rest van deze colum. Ik had al eerder betoogd dat vrijheid geen recht is maar een plicht en die plicht zou je kunnen vervullen mbv die freedom shares. Die freedom shares zijn dan een concrete vrijwillige bottum-up implementatie van de ondersteuning die we de komende tijd, of eigenlijk nu al, broodnodig zullen hebben.

Eerst nog even de Gini-coefficient. In het vervolg van deze column bouw ik voort op dit lemma. Op de x-as van de Lorenz-curve staan de inkomens gerangschikt van klein naar groot, de hoogte van de curve boven een punt op de x-as is de som van alle voorgaande inkomens. De Gini-coefficient is de afwijking van de Lorenz-curve tov de gelijke verdeling: 0 = iedereen krijgt evenveel, 1 = eentje krijgt alles, de rest niks. Ondertussen is algemeen bekend dat de Gini-coefficient wereldwijd stijgende is. Dat betekent zoveel als dat er steeds meer mensen zijn die steeds minder verdienen en steeds minder mensen die steeds meer verdienen. In de VS is het ondertussen zover dat de hele middenklasse lijkt te verdampen. En ook is bekend dat het algemeen welbevinden van een bevolking omgekeerd gecorreleerd is met de Gini-coefficient: hoe gelijker, hoe gelukkiger.

Waar sta jij? Ergens in die rij langs de x-as sta jij en neem je dus ook een stukje van die Gini-coefficient voor je rekening. Het idee is nu om jou de gelegenheid te geven om met een vrijwillige bijdrage, jouw freedom share, de Gini-coefficient te verminderen, op weg naar meer geluk. Je kan hier heel veel schemata bedenken en dat zou een aardige excercitie zijn, voor nu kies ik een simpele variant: we hebben in Nederland nu een Gini-coefficient van rond de 0,25. Jij kiest wat jij een goede Gini-coefficient voor ons land zou vinden. Bijvoorbeeld 0,20, daarmee zouden we een onverslaanbare koploper in de wereld zijn. De rekensommen zijn gelukkig redelijk simpel, als je wilt dat ik ze voor je voorreken moet je daar maar even naar vragen, hier de resultaten: als je de Gini-coefficient met een factor f wilt verminderen kun je dat doen door die factor f van je inkomen te delen met iedereen. In ons voorbeeld: van 0,25 naar 0,20 is een factor f = (0.25 – 0,20) / 0,25 = 1/5 = 20%. Hier staat dus dat als iedereen 20% van zijn salaris zou inleveren en we dat gelijkelijk onder elkaar zouden verdelen dat dan onze Gini-coefficient zou dalen van 0,25 naar het voorlopig absolute wereldrecord van 0,20.

Het is een vrijwillige afdracht, dus jij kan dat nou wel doen, maar of je buren en ik dat ook gaan doen en hoeveel dan, daar heb jij niks over te zeggen. Misschien ga ik wel voor een Gini-coefficient van 0, daarvoor moet ik dan alles inleveren en leven van wat we samen te delen hebben. Dus hoe doen we die verdeling? Ik hou het wederom simpel, dus we verdelen naar rato: van de totaalopbrengst van de freedom shares krijgt ieder een factor die gelijk is aan zijn individuele factor gedeeld door de som van alle individuele factoren. Misschien even tijd voor een rekenvoorbeeldje:

Stel we hebben 3 deelnemers A, B en C.

Hun inkomens zijn respectievelijk 1, 2 en 6.

We berekenen de Gini-coefficient (B gedefinieerd als in het Gini-coefficient-lemma):

B-huidig = 3*1 + 2*2 + 1*6 = 13

Het totale inkomen = 1 + 2 + 6 = 9

Als we dat totale inkomen gelijk zouden verdelen dan zou ieder een inkomen van 3 hebben, dus

B-gelijk = 3*3 + 2*3 + 1*3 = 18

Nu kunnen we de Gini-coefficient G berekenen:

G = (B-gelijk – B-huidig) / B-gelijk = 5/18 = +/- 27,8%

Stel nu dat A, B en C die Gini-coefficient omlaag willen brengen met respectievelijk 1/2, 1/4 en 1/3.

Dat betekent dan dat ze respectievelijk afdragen: 1/2, 1/2 en 2.

Samen is dat 3. Hoe wordt die 3 verdeeld?

De factoren 1/2, 1/4 en 1/3 tellen op tot 13/12, dus de verdeelsleutel is:

(1/2 * 12/13 =) 72/156, 36/156 resp 48/156.

De inkomens van A, B en C worden daardoor

(1 – 1/2 + 72/156 * 3 =) 98/52, 114/52 resp 256/52.

Daarmee wordt de Gini-coefficient (je hoeft alleen de nieuwe B-huidig uit te rekenen) +/- 16,9%.

Let op: A ging voor een Gini-coefficient van 27,8% * (1 – 1/2) = 13,9%, B voor 20,8% en C voor 18,5%. Samen hebben ze met 16,9% een fantastisch resultaat bereikt, toch?

Dan nu het tweede deel van het plan: het trickle-down effect. Piketty heeft overtuigend aangetoond dat er helemaal geen trickle-down effect bestaat maar juist een trickle-up effect. Dit is meen ik de Verelendungstheorie van Marx. Maar we kunnen wel een trickle-down effect maken. Dan moeten we eerst begrijpen waar dat trickle-up effect ook alweer vandaan kwam. Grofweg gezegd komt het er op neer dat de bezitter van de kapitaalgoederen een steeds groter deel van de opbrengst van de arbeid incasseert (zie OECD). Wat we kunnen doen is ons geld niet meer uitgeven aan producten waar de arbeiders steeds minder aan verdienen, maar juist aan producten waar de arbeiders steeds meer aan verdienen, a la Max Havelaar. Laten we dat trickle-down-producten noemen. Een goede kandidaat is de meent (engels: common). We zouden bij voorbeeld een deel van de freedom shares kunnen gebruiken om te investeren in de meent. En dan bedoel ik niet alleen de agrarische meent, maar juist ook moderne varianten als het world wide web, open source sftware en de maker movement.

Dus de simpele vorm van mijn idee is: je kunt freedom shares kopen. De prijs van 1 share is 1% van je inkomen. Voor jouw freedom share krijg je een tegoed naar rato van je zelfgekozen percentage dat je kunt besteden aan trickle-down-producten. Door de aanschaf van 1 freedom share draag jij naar jouw vermogen bij aan de daling van de Gini-coefficient met 1%. In ons voorbeeld krijgen A, B en C respectievelijk 72/52, 36/52 en 48/52 tegoed. Dat tegoed kunnen ze besteden aan geselecteerde producten. Dat is nog een heel uitzoekwerk, maar dat gebeurt al, bijvoorbeeld door SOMO.

Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat dit niet al eerder bedacht is, maar ik ben het nog niet eerder tegengekomen. Dus als jij weet waar dit al eerder bedacht en mogelijk uitgevoerd is hoor ik dat uiteraard weer graag. Oh ja: het lijkt me spannend om dat delen voor belasting te doen, dan krijgen we de veelverdieners makkelijker mee. Dat kunnen we trouwens ook zelf organiseren met een intermediair die de afdrachten regelt, en een welwillende werkgever kan die rol van intermediair ook zelf vervullen, dan wordt het een freedom-share-werkgever. En tenslotte: we zouden het een weekje op proef kunnen proberen, de freedom share-week.

eerste publicatie: nieuwe mensaberichten 074, apr 2020

addendum: de community store

deze winkel kent de volgende bijzonderheden:

  1. alle producten zijn kosher (= duurzaam, circulair, biologisch, fair trade and what have you – exacte definities worden onderhouden door de community en ook de selectie van producten op basis van die criteria vindt door de community plaats)
  2. elk product heeft 2 prijzen:
    a. een gewone europrijs, iedere willekeurige consument kan die betalen
    b. freedom share prijs, deze prijs is een percentage van je inkomen
  3. je kunt lid worden van de community onder opgaaf van je inkomen, dan kun je ook de freedom share prijs betalen, deze community is ook actief in het organsieren van werk, zie punt 4
  4. en deel van de cashflow wordt gebruikt om producten die nog niet kosher betrokken kunnen worden zelf te produceren op de meent, hier zit dus werkgelegenheid aan vast
  5. je kunt er voor kiezen de freedom share prijs van je bruto salaris te betalen

ad 2. de freedom share prijs (dat is dus een percentage) wordt eenvoudig berekend als de europrijs gedeeld door het gemiddelde inkomen van van de kopers die de freedom share prijs betalen, gewogen naar die inkopen
heb je een gemiddeld salaris dan zijn europrijs en freedom share prijs hetzelfde, verdien je meer dan betaal je meer, verdien je minder dan betaal je minder, en dat wat de een meer betaalt wordt gebruikt om te compenseren voor dat wat de ander minder betaalt

ad 5. als je meer dan gemiddeld verdient dan kun je de freedom share prijs, zoals alles, betalen van je netto inkomen. een alternatief is om die prijs van je bruto salaris te betalen: de freedom share prijs wordt in mindering gebracht op je bruto salaris en daar wordt de europrijs van het product bij opgeteld (dat laatste is minder als je meer dan gemiddeld verdient). om deze constructie te laten werken dient de community je te verlonen.

aan dit concept kunnen niet alleen consumenten meedoen, maar ook winkels en werkgevers.

nagekomen: het gebeurt al: collectief kapitaal en hier een artikel in de correspondent daarover

eerste publicatie: nieuwe mensa berichten 074, apr 2020

Pelgrimage jenseits von Dunbar

Dat weet je wel hè? Bij een pelgrimstocht gaat het niet om het doel, maar om de weg. Enkele decaden geleden ben ik op weg gegaan, op zoek naar een nieuwe economie. Ik wil je graag even meenemen naar hoe het allemaal zo gekomen is, dan snap je ook een beetje waarom ik deze column schrijf.

Ik was op dus zoek naar een economie die… Ja, wat voor economie eigenlijk? En waarom ging ik op zoek? Eerst maar even dat waarom. Ik denk om dezelfde reden als waarom jij deze column leest: dit moet toch anders kunnen, al dat communistische en kapitalistische geklungel. Verspilling, onderbenutting, inefficientie en zo nu en dan regelrecht contraproductief om maar enkele verbeterpunten te noemen. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de belangrijkste redenen, onze biotoop lijkt er aan onderdoor te gaan, en een deel van onszelf ook.

Ben ik dan de enige die dat ziet? En zo nee, waarom is het dan nog niet veranderd? Mijn pelgrimage heeft mij de gelegenheid gegeven enkele antwoorden te formuleren. Of dat ook jouw antwoorden zijn weet ik niet, maar ik kan ze je in ieder geval voorleggen. Ik ben zeer benieuwd naar commentaar en verwacht niet eenvoudig te overtuigen te zijn – ik heb er heel wat denkuurtjes inzitten. Dat is dus waarom ik deze column schrijf.

Dus als ik dan die nieuwe economie wil beschrijven, wat moet er dan op die puntjes staan, wat zijn mijn design requirements? Ja, welk gevoel roept de huidige economie bij je op? Een uitdaging? Of een uitputting? Een wedstrijd? Of een verloren zaak? Survival of ondergang? Best of all possible worlds? Best of all bad solutions? En misschien zelfs dat niet, misschien kun jij betere bad solutions zo uit je mouw schudden. Dat laatste hoor ik dan graag van je. Verwacht een smeuig commentaar mijnerzijds in dat geval. Ik zal je betere bad of good solution plaatsen in mijn raamwerk en zo onderbouwen waarom ik denk dat je gelijk hebt of niet, of waar je een prachtig vergezicht hebt en waar je iets over hoofd ziet.

Terug naar waar we begonnen: als economie nou een deel van je leven zou zijn, wat zou je dan wensen? Voor mij is dat als eerste: al dat gestress, als dat eens weg zou kunnen. Moeten solliciteren en dan iedere keer afgewezen worden om allerlei onzinning lijkende redenen. Als dat eens anders zou kunnen.

Dan moet ik eerst maar eens van die ene keer vertellen dat ik aan de andere kant van de sollicitatietafel zat. Mijn baas had geen zin om de sollicitant te spreken dus vroeg hij mij om de sollicitant beleefd te woord te staan. Zo gezegd zo gedaan. De sollicitant sollicteerde open op de activiteiten van mijn baas, telecom in het voormalige oostblok. In het vorig millenium nog, net na de val van de muur. Het was de cowboytijd. Alles kon, als je maar een grote bek had (heb ik niet hoor). De jongeman in questie had een prachtervaring opgedaan in de telecom in de Oekraine, ofwel: de ideale kandidaat, want wie kon hem dat in die tijd nazeggen? Toch heb ik hem afgewezen. En waarom? Dan moet ik heel diep graven en kom tot de conclusie dat ik deed wat ik zo vaak gezien heb als ik aan zijn kant van die tafel zat. Ik rationaliseerde er op los. Wat ik als redenen opgaf had niets te maken met waarom ik hem afwees, en dat laatste had geloof ik nog het meest te maken met het feit dat mijn baas hem ongezien al niet zag zitten. Ik schaam mij als ik er aan terugdenk. Hij had vast een hele goede en leuke collega geweest.

Ik laat het hier even bij, hoewel hier een wereld aan handvatten inzit voor een betere wereld, andere keer misschien. Ik ga weer terug naar waar we begonnen: in mijn vorige column heb ik betoogd: Economie is oorlog, nou dat wil ik niet. Maar wat wil ik dan wel? Misschien even terug naar het woord economie. Dat komt van de griekse woorden oikos nomos. Dat betekent zoiets als de regels of het management van het gezin of het huis. Als ik aan gezin of huis denk, dan denk ik aan iets waar ik graag wil zijn, omdat ik er hoor, welkom ben, erbij hoor, waar voor mij gezorgd wordt als ik het zelf even niet kan. En waar ik zorg voor de anderen omdat ik dat kan en wil. Waar ik anderen van zie genieten en waar ik dan zelf ook weer blij van wordt.

Dus ja, dat is wat ik zou willen van een economie: een waar ik welkom ben, waar ik gezien wordt. En ook: waar ik geholpen wordt om mijn steentje bij te dragen, want ik kan het eenvoudigweg niet alleen, en dat is trouwens niet leuk ook. Wat vind jij daar nou van? Ben ik dan een dromer, of teveeleisend? Ja, wat nou? Het is toch míjn economie, die ik ga maken? Zonder mij geen economie hoor, het is iets dat we samen maken, nou laten we hem dan leuk maken! En toch lijkt dat op de een of andere manier niet te lukken, wat zeg ik: het lijkt absoluut niet te lukken, we komen in geen velden of wege in de buurt voor significante groepen in onze samenleving (of moet ik zeggen: in onze individuleving?).

Ik wil mij thuis voelen in onze economie. In onze huidige economie heb ik dat thuisgevoel niet zo. Veel mensen niet trouwens. En, zoals net al even aangestipt, een verlangen naar ontspanning dus. De wereld is zo gestresst tegenwoordig. De overheid behandelt burgers als protocriminelen. Ik zou me haast crimineel gaan gedragen. Anderen doen het al. Die is ook bekend hè: mensen gaan zich gedragen naar wat er van ze verwacht wordt.

Goed, daar gaat mijn pelgrimage dus heen: naar een economie waar ik mij thuisvoel. Je begrijpt, dat is geen eenvoudige opgave. Waar komt dat nou vandaan? We hebben toch allemaal een thuis, en de meeste van ons zullen zich daar thuisvoelen. Hoe moeilijk is het dan om vanuit die mindset een economie te maken?

Hier komen we bij een crux. In lang vervlogen tijden was onze economie zo. We hadden een stam of een dorp en we kenden elkaar en zorgden voor elkaar. De dorpsgek had zijn plek, op een hooiberg of zo. Nou weet ik ook wel: Nothing is more responsible for the good old days than a bad memory (Steven Pinker schrijft deze uitspraak toe aan Franklin Pierce Adams). Maar ik heb geloof ik wel historisch economisch onderzoek achter mij als ik zeg dat tot een flink aantal eeuwen geleden de meent de gebruikelijke manier was om een economie te organiseren. En al die meenten kwamen elkaar tegen op de markt, de jaarmarkt.

Hier zit het hem volgens mij: op de meent kenden we elkaar en droegen we zorg voor de meent en elkaar. Maar die lui van verderop? Geen idee. Kennen we niet en dat hoeft ook niet. Eens in het jaar misschien. Goed om wat genen uit te wisselen en andere transacties te plegen. We kennen ze niet betekent we vertrouwen ze niet, onbekend maakt onbemind, dus gelijk oversteken. Dit is het: zorgen doe je voor je naaste, niet voor iedereen. En vroeger was dat geen probleem omdat vrijwel iedereen met wie je interageerde je naaste was.

En dit zie ik terug in veel oplossingen van wereldverbeteraars. Veel van die oplossingen hebben het karakter van een overzichtelijke groep. Ze beginnen een commune of kibbutz. Of ze willen voedsel lokaal sourcen. Of ze introducerten een lokale munteenheid. Dit zijn zo maar een paar voorbeelden. Wat ze gemeen hebben is dat het kleine groepen mensen zijn die elkaar kennen en daarom iets voor elkaar over hebben. Dunbar heeft daar onderzoek naar gedaan. Zijn conclusie is dat mensen in staat zijn tot het aangaan van betekenisvolle relaties met maximaal 150 mensen. Een stam, of een (ge)meent(e) dus. Of een kibbuts of een commune. Als het groter wordt dan wordt het anders, dan wordt het een markt. Tegenwoordig halen we zelfs alle dingen die we vroeger van de meent haalden (zoals ons voedsel) van de markt, de supermarkt. Niks geen zorgen voor elkaar op de supermarkt, gewoon de laagste prijs wint.

Mijn pelgrimage is mijn onderzoeksproject. En een deel van mijn onderzoeksmethode is de participatieve observatie. Ik ben dus ook maar eens lid geworden van zo’n lokale munt. Zo’n systeem heet Local Exchange Trade System (LETS). In Amsterdam ken ik er twee: Noppes en Pebbles. Noppes is trouwens ooit als eerste LETS in Nederland geintroduceerd door STRO (toen nog Aktie Strohalm geheten). Mijn conclusie na jaren lidmaatschap was: het is gewoon een markteconomie, maar hij werkt anders omdat hij zo klein is dat mensen elkaar kennen. Interessant is trouwens dat Noppes in de hoogtijdagen wel 1000 leden had. Waarvan er dan weer maximaal zo’n 200 man actief waren. Dat dan weer wel, ook Noppes bleef effectief binnen Dunbar’s grens. En nog wat: aanvankelijk werd gedacht dat het beslissende ontwerpelement van een LETS is dat het een munteenheid zonder rente is. Wat aan die redenering allemaal niet klopt zal ik later nog eens uitleggen.

Wat ik die lokaal georienteerde mensen probeer wijs te maken wordt briljant verwoord door Thomas Thwaites met zijn toaster project. Probeer het maar eens, in kleine groepen ons huidige welvaartsniveau voor elkaar krijgen. Kansloos dus. Als we onze huidige manier van leven op een duurzame manier willen vormgeven dan kan dat alleen als we mondiaal samenwerken. Ik geloof helemaal niet in kleine groepjes. Maar hoe gaan dat nou doen? Als ik dit bedenk heb ik al moeite om de goede vraag te stellen. Ik doe een poging: Hoe brengen we de meent voorbij Dunbar’s number? Kunnen we met 7 miljard mensen onze planeet als een meent beheren? Of is dit gezien Dunbar een contradictio in terminis? Moet ik misschien een andere vraag stellen? Is het daarom een pelgrimage? Dat einddoel is gelukkig niet belangrijk, het is al heel mooi als ik de goede vraag weet te formuleren.

eerste publicatie: nieuwe mensaberichten 073, mrt 2020

De piloot en de mango’s

Vorige keer waren we blijven hangen bij mijn definitie van vrijheid (zie jan 2020): vrijheid is (de plicht om te) zorgen voor ons. Stel dat ieder van ons dat doet. Ik beweerde dat er dan geen crises zouden zijn. Sommige mensen denken dat dat helemaal niet kan omdat we op een schaarse planeet wonen: als iedereen gewoon zou proberen alleen maar zijn eerste levensbehoeften te lenigen dan zou dat al niet lukken, we zijn genoodzaakt daar met elkaar om te strijden. Het neo-liberale model is het noodzakelijke eindstadium van onze economische ontwikkeling. Dat vind je ook terug in de definitie van de economische wetenschap zoals geformuleerd door onze nobelprijswinnaar Tinbergen: economie bestudeert de allocatie van schaarse goederen. Impliciet beweert Tinbergen hier dus dat sommige goederen schaars zijn.

Maar is dat wel zo? Ik wil beweren van niet. Ik wil beweren dat schaarste een gevolg is van ons gedrag en niet een veroorzaker van ons gedrag, de implicatie is andersom. Ik wil dat doen aan de hand van een essentieel voorbeeld: voedsel. Je zou haast zeggen dat er inderdaad te weinig voedsel op onze planeet is gezien het feit dat er 1 miljard mensen structureel in honger leven. Maar niets is minder waar: we produceren met zijn allen dagelijks voedsel voor zo’n 10 miljard mensen. Alleen gooien we voor zo’n 4 miljard mensen aan voedsel in de vuilnisbak. En aangezien er 7 miljard mensen op deze planeet wonen blijven er dus 1 miljard in honger achter. Dit voorbeeld onderbouwt een uitspraak van Gandhi: Deze wereld heeft genoeg voor ieders behoeften, maar niet voor ieders begeerten. Ik wil daar graag nog aan toevoegen een berekening die ik helaas niet makkelijk kan terugvinden, maar gedaan zou zijn door Wageningen op verzoek van de FAO van de VN: als we alle zeilen bijzetten kan deze planeet duurzaam voedsel produceren voor 60 miljard mensen.

Dus schaarste is niet het probleem. Wat dan wel? We willen het niet! We willen helemaal niet voor elkaar zorgen en delen. Ja, Tom en die wandelaar (zie dec 2019), maar dat zijn uitzonderingen. Nou wil het geval dat dit behoorlijk goed onderzocht is en telkenmale is die uitspraak gelogenstraft. Tom en die wandelaar zijn geen uitzonderingen. Ik had dat toch gezegd: hoe moeilijk is het om te bedenken wat te doen als je een wandelaar tegenkomt die jij kan verlossen uit zijn hoge nood? Jezus heeft dat mooi verwoordt: het is zaliger te geven dan te nemen (Handelingen 20:35).

Dus het kan en we willen het. Waar gaat het dan fout? Nou, misschien gaat het wel helemaal niet fout. We hebben nu op mondiaal niveau afgesproken dat we een einde willen maken aan de honger (SDG 2). Dat wil nog niet direct lukken, maar de aandacht is er. Dus misschien is het ook gewoon een kwestie van tijd. Er is ondertussen een groeiende groep wetenschappers die deze zienswijze stelselmatig onderbouwen. En voor de goede verstaander: dit is het perspectief dat ik wil nemen, we zitten met zijn allen in een transitie. Wat is die transitie? Wat drijft die transitie? Waar gaan we uitkomen? Dit is mijn manier om uit die kakafonie te komen waar ik het vorige keer over had.

En toch, zolang we denken dat er schaarste is gaan we ons daar naar gedragen. We gaan hamsteren, we gaan voedsel doordraaien om de prijs op peil te houden en we gaan zelfs de natuur patenteren. Om overvloed schaars te maken moet je je best doen, maar het lukt ons aardig. En hebzucht helpt daar een handje bij. Neem nou een handboek marketing, dat gaat over het veroveren van markten en het overwinnen van je concurrent. Als je nou eens het woord markt door land vervangt en en het woord concurrent door vijand, dan krijg je een handboek oorlog. Economie is oorlog. En van die 1 miljard hongerigen sterven er dagelijks alleen al bijna 10.000 kinderen. Dat zijn dus de slachtoffers van de derde wereldoorlog. Mind you: die 10.000 per dag zijn er meer dan het aantal doden per dag tijdens de tweede wereldoorlog, en dat was een vooropgezet plan.

Tenlotte wil ik nog een mogelijk probleem aankaarten: logistiek. Ik denk daar heel simpel bij: als we mensen naar de maan kunnen brengen dan kunnen we vast ook wel voedsel naar onze buren brengen. Ik heb daar een mooi voorbeeld bij: ik heb eens het verhaal gehoord van een piloot die mango’s vloog van Kenya naar Europa. Hem werd gevraagd of hij nou geen gewetensvroeging had als hij mango’s vloog van het land waar de mensen die dingen het meeste nodig hebben naar een land waar al meer dan genoeg voedsel is. Het antwoord van de piloot vat bovenstaande aardig samen, hij zei: ik maak me meer drulk om mijn vracht als ik heen vlieg van Europa naar Kenya: wapens.

eerste publicatie: nieuwe mensaberichten 072, feb 2020

Vrijheid is als voorrang

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: als iedereen bij alles wat hij doet rekening zou houden met alles en iedereen, dan zouden er geen crises zijn. Dat is mijn analyse van onze huidige wereldwijde problematiek. Nou moet je niet denken dat dit een triviale of onzinnige uitspraak is, laten we deze uitspraak eens nader bekijken.

Ten eerste is het een affirmatieve uitspraak, hij zegt wat we wel kunnen doen, hij biedt ons een handelingsperspectief. En dat is heel wat handzamer dan uitspraken die zeggen wat we fout doen.

Ten tweede heeft het me een hele tijd gekost voor ik op deze formulering kon komen. Dat feit op zich is al interessant. Dat ik er zo lang over gedaan heb kun je weiten aan mijn beperkte capaciteiten of mijn naiviteit. En voor beiden valt iets te zeggen, maar ik wil de aandacht nu even richten op de wereld waarin hij tot stand kwam. We praten over zo’n 15 jaar geleden denk ik, de tijd dat er al wel een hele schare bezorgde wereldburgers was, maar dat hun zorgen nog nauwelijks mainstream leken te zijn. In dat tijdsgewricht tuimelden al vele verbetervoorstellen, gebaseerd op evenzovele analyses, over elkaar heen. Het was die kakafonie waarin ik mij afvroeg: ja, maar hoe zit het nu echt? Het was een flinke uitdaging om tussen al die hele en halve waarheden de kern te vinden. Is rente het probleem? Moet alles anders? Organisch zelfbestuur? Zen?

Ik hoop dat tegen deze achtergrond van goed bedoelde oplossingen ondertussen duidelijk is geworden dat een uitspraak die werkelijk hout snijdt kan helpen de neuzen in één richting te krijgen. Daar was ik naar op zoek. En die kakafonie bestond vooral uit doe-perspectieven. We moeten iets doen! Maar wat dan?

Terug naar mijn analyse. Ik denk dat het belangrijkste element van deze bewering is dat het in eerste instantie om ons gedrag gaat. En dat is niet zomaar een uitspraak, hele volksstsammen geloven dat er iets mis is met onze economie, met het economisch systeem, met het kapitalisme. Sommigen denken zelfs precies aan te kunnen wijzen waar het fout gaat: rente is het probleem. De argumentatie bij die laatste analyse gaat als volgt: het is profijtelijker alle walvissen nu te doden, ze te verwerken tot levertraan en de winsten die je daarmee maakt op de bank te zetten (tegen hoge rente) dan om de walvispopulatie duurzaam in stand te houden. Deze argumentatie was de reden om milieuorganisatie aktie strohalm op te richten. Over deze organisatie valt nog veel meer interessants te vertellen, en daar kom ik een andere keer vast nog aan toe. Voor nu: ze heten tegenwoordig Social TRade Organisation en dat alleen al is interessant want: het gaat ze tegenwoordig om social (goed zo!) en trade (foei, oud denken).

Maar laten we even kijken naar die walvisanalyse. Ten diepste gaat die analyse er van uit dat je zoveel mogelijk geld wilt hebben. En ja, als je dat wilt, dan kom je er op uit dat je de hele walvispopulatie in een keer over de kling jaagt. Rente is dus niet het probleem, maar hebzucht. En hebzucht is een gedragsding, een van de zeven hoofdzonden.

We komen nu op een belangrijk punt: mag ik dan niet zomaar alles nastreven wat mijn hartje begeert? Welke vrijheid heb ik hier? Laat ik het zo zeggen: als mijn ene buurman de hele wereld wil bezitten en mijn andere buurman wil hetzelfde, dan kan ik niet met beide rekening houden, ik zal minstens een van de twee moeten teleurstellen, en waarschijnlijk beide. Dus ja: als je de ander ook een plekje gunt op deze planeet, dan kan je niet zomaar alles willen hebben. En dat wat jij wel voor jezelf wilt hebben is ten diepste een vrijheid. Dus nu komen we uit bij de vraag wat dan vrijheid is. Er zijn vele definities van vrijheid en ik voeg gewoon de mijne toe, without further ado: vrijheid is als voorrang, het is geen recht maar een plicht. Welke plicht dan? Vanuit het perspectief van mijn analyse wordt dat dan heel eenvoudig: vrijheid is de plicht om te zorgen voor ons. En ons is dan in de eerste plaats jezelf en daarna ook voor de rest, alles en iedereen. Let op: deze definitie is viraal, nl: als ik vrij ben, dus als ik zorg voor ons, dan schep ik daarmee voor jou de mogelijkheid om ook te zorgen voor ons, dus om vrij te zijn. Deze definitie van vrijheid is hoe ik anarchisme begrijp: een anarchist is iemand die zelf zijn verantwoordelijkheid neemt, die schuift hij niet af op zijn meerdere. Dus als ik de gaskraan opendraai kun je mij daar op aanspreken, ik zal niet zeggen: befehl ist befehl. Zo bezien is verlicht anarchisme de oplossing voor onze crises.

Nu zullen jullie denken: dat kan helemaal niet op een schaarse planeet en mensen willen dat al helemaal niet. Daarover binnenkort meer.

Ik denk nog even terug aan tom en de wandelaar: uiteindelijk hebben tom en de handelaar een conventionele kapitalistische handelstransactie gesloten: de wandelaar betaalt tom 100 euro voor zij schoenen. Maar voor beide transactoren geldt dat ze hebben voldaan aan de premisse waar ik mee begon: ze hebben alle relevante belangen gewogen. En dat hebben ze samen gedaan, dat is veel leuker dan ieder apart.

eerste publicatie: nieuwe mensaberichten 071, jan 2020

tom en de wandelaar

tom, een goede vriend van mij, ging eens wandelen. op corsica. tom is filosoof, dus hij had van te voren goed nagedacht over wat hij allemaal mee zou nemen. zo nam hij uit voorzorg een extra paar schoenen mee. corsica was prachtig. misschien kwam tom wel in een meditatieve staat. een beetje zoals onze voorouders de wereld beleefd moeten hebben. hij wandelde van hut naar hut en kwam zo nu en dan een medewandelaar tegen. soort zoekt soort denk ik dan. bij een van die ontmoetingen viel het tom op dat zijn medewandelaar te kampen had met een kapotte schoen. zou hij dezelfde maat als tom hebben? warempel! wat nu te doen?

ja, wat nu te doen? is dit een moeilijke vraag? voor ik verder ga, denk daar even over na: is dit echt zo’n moeilijke vraag? van filosofen zijn we gewend dat ze over makkelijke dingen hele moeilijke overdenkingen kunnen produceren. maar dit keer is de eer aan de economen, zij bestuderen namelijk dit soort sociale interactie. dus mijn eerste vraag aan jou is: wat denk jij dat een econoom zou denken dat tom zou doen? nou zijn er verschillende soorten economen en die vechten elkaar allemaal de tent uit als het moet, net filosofen. maar één antwoord, gangbaar onder economen, is dat tom gebruik zou maken van deze situatie en de wandelaar zijn schoenen te koop zou aanbieden. maar wat zou de prijs dan moeten zijn? je kunt stellen dat tom heel veel moeite heeft moeten doen om die schoenen daar te krijgen en dat moet je terug zien in de prijs. boven op de berg betaal je meer voor een biertje, dus dat zal dan ook wel gelden voor die schoenen. een andere theorie zegt dat tom in deze de facto monopolist is. al zou de wandelaar van een andere aanbieder zijn schoenen willen betrekken, dan moet hij daar wel eerst zien te komen en dat gaat hem nu juist niet lukken. tom kan de hoofdprijs vragen heet dat onder marketeers.

dus mijn tweede vraag aan jou is: wat zou jij doen? zou jij hem de de aanschafprijs vragen, zou je een toeslag daarbovenop vragen, of zou je de hoofdprijs vragen, whatever that may be? en waarom zou je dat doen? en welke economische theorie zou jouw gedrag dan verklaren?

laat ik een andere vraag stellen, we zijn dus ondertussen bij vraag drie: wat zou je moeten doen? dit is een vraag waar een econoom helemaal niet over nadenkt, dit is een vraag voor een filosoof, dit gaat over moraal. economie is a-moraal, het is een beschrijvende wetenschap, niet een voorschrijvende. nu komen we op het gebied van Waarden met een grote W. zijn hier eigenlijk wel keuzes? nu kom ik terug bij vraag nul: is dit zo’n moeilijke vraag? nee, natuurlijk niet. je kan die man helpen en dat doe je dus. alle wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat dat is wat je zou doen, behalve economisch onderzoek dan, die vind helpen maar irrationeel gedrag.

dus vraag vier: wat denk je dat tom gedaan heeft? leuk hè: je raadt het al: tom bood de wandelaar zijn schoenen aan, hij wilde ze geven. wilde, want de wandelaar wilde niet dat tom ze gaf. wat krijgen we nu weer? was het gedrag van tom al irrationeel, dat van de wandelaar is zo mogelijk nog irrationeler: hij slaat een gratis aanbod af van iets dat hij bikkelhard nodig heeft. hoe moet dit aflopen? de wandelaar wilde betalen. dus de twee zijn in onderhandeling gegaan en besloten tot een prijs van 100 euro. ik zou zeggen: dat is dan de ruilWaarde van die schoenen.

tom is moraalfilosoof en hij heeft zijn eigen moraal gevolgd. gelukkig zijn er nog anarchisten in deze wereld, maar daarover meer de volgende keer. rest mij nog een laatste vraag: zouden tom en de wandelaar elkaar nog weer eens willen tegenkomen?

een kleine verklaring van bovenstaande: het is van groot belang te begrijpen dat economie een sociale wetenschap is die gedrag van mensen probeert te verklaren. in die zin doen economen het helemaal goed (ik durf dat hier te zeggen want zelf ben ik wiskundige, geen econoom): ze bestuderen gedrag en niet systemen. ik geloof dat een nieuwe economie bestaat uit nieuw gedrag, met het gedrag van tom en de wandelaar als lichtend voorbeeld. de komende tijd zal mijn column over dat nieuwe gedrag gaan.

eerste publicatie: nieuwe mensaberichten 070, dec 2019

 

caravan of love

a co-creative journey into the new economy

the sun is burning without mercy and reflects in the golden waves of this barren land. i take a closer look at the soil and to my surprise it is not sand that glitters, it is gold that glitters. when i take an even closer look it is golden coins, i am in a valley of shining money! but the heat is unbearable and there is no water for miles.

then in the far distance i see a train of camels. this sign of life might just be my prayer answered. it is a caravan, heading for the next oasis of love.

this caravan of love is departing from the ruins of capitalism, a land full of money but void of care. therefore this caravan is heading for the nearest oasis of love, an economy that we all would love to live in.

here is a compilation of the evening, 7 dec 2017, royal tropical institute, amsterdam:

video by olivier jansen

this evening we followed the travel guide for an inner journey into the sharing economy

the monopoly experiment

to understand the new economy i propose the following twist to monopoly:

play monopoly according to all standard rules, you only change your behaviour, viz all players share their money.

So there are two piles of money in the game: one for the bank and one for the players. When a player passes go his income is moved form the bank to the players pile and when a player receives money from another player this is also deposited in the players pile. When a player wants to buy real estate or has to pay rent he takes money from the pile to pay the bank resp his fellow player

One variant of this setup is to start playing the conventional way and after some time, eg when the first bankruptcy occurs, switch to the new behaviour.

farmer, baker and banker – why interest is NOT the problem

i see many people believing that interest is the stinge in our money system. i want to use a simpel model here to explain where they go wrong. basically the argument is that they use an oversimplified model.

first let me remark that the use of money as a means of exchange is a function that only became widespread in use millenia after money had been invented as a means of recording credit. the oversimplified model(s) used by people that believe that interest is the problem never comprise this credit functionality.

my model consists of three workers: a farmer, a baker and a banker.

now the farmer produces grain enough for three breads.
the baker can bake three breads from the grain produced by the farmer.
the banker runs the money system that the three of them use to interchange their goods.

before i go into the dynamics of this model i’d like to make clear that if the farmer, baker and banker would trust each other there would be no need for money.
the whole idea of (institutionalised) credit is that we don’t trust each other, instead we trust the value of money.
what money (credit) really does here is enabling swapping THROUGH TIME.

it works like this:

the farmer produces grain that the baker would like to bake.
because the farmer doesn’t trust that the baker will give him one of the breads he will bake, the farmer wants the baker to pay him for his grain.
but the baker can only pay after he has sold his bread, not upfront.

now the banker is willing to take this risk.
therefore the banker makes 1 coin.
the banker lends this coin to the baker and makes the baker promise that the baker will pay back this coin twice (so 100% interest).

now the baker buys the grain from the farmer with this 1 coin.
now the baker can bake three breads, keep one for himself and sell the other two.
first the farmer buys one bread for 1 coin.

now the baker can pay the interest to the banker.
consequently now the banker can buy a bread form the baker, again for 1 coin (this is the step that the oversimplified models forget).
so the baker acquires this coin once again and consequntly the baker can pay back his debt to the banker.

so the system started with the farmer having grain and the banker having 1 coin.
at the end of the dynamics each of the farmer, baker and banker have a bread and the coin has returned to the banker.
this is what money is supposed to do, it enabled the farmer and the baker to interact (over a longer period of time) without trusting each other.

connecting initiatives

as many of us have already tried to bring initiatives together it’s important to understand why nobody has succeeded yet

in a yunity session we identified 6 (groups of) reasons:

externally:
– lack of resources
– hostile environment

internally
– ego’s
– lack of critical mass
– no understanding of goal/utopia
– lack of skills

i believe the main thing is the critical mass. without critical mass nothing will work. and once the critical mass has emerged you can’t stop it anymore. all you can do is delay the advent of the new world, and that is what many people will unconsciously do. because they don’t understand or are afraid.

by critical mass i mean a critical mass of people who are free from their ego (to a workable extent at least). it is my belief that the evolution of our consciousness is the driving force behind the advent of the critical mass.

note that once the critical mass is there that doesn’t mean the new world will emerge automatically. on the contrary this will be the result of deliberate, focussed and commited action by those who have gained consciousness. which is what is happening right now.

to make this work several things are needed, here is my list of prerequisites:
– plan/idea/vision, including organisational processes, and this should be clear, concrete or executable and there should be consensus about this plan
– resources
– skills
– maturity in the sense of consciousness, ego and commitment

eg there are many youngsters wanting to change the world but many of these youngsters are still in the phase of discovering the world (and themselves). there is nothing wrong with that because each one of us has to do that before (s)he can contribute to the evolution of our society but it is not very helpful for the action of changing the world itself.

about the plan/idea/vision: it would be nice to have an image of utopia and the many ways in which this utopia can be adapted to humans. also we need a development strategy: in which steps can we achieve our goal?