In nederige dankbaarheid aanvaard ik de kritiek, de gift van John Angenent (in dezelfde nieuwe mensaberichten als deze post, red.). Ik ben er vooral heel blij mee omdat hij mij daarmee uit mijn bubbel heeft gehaald. Ik heb Dopfer & Potts meteen maar besteld. Was ik dan zo kortzichtig dat ik niet doorhad dat ik in een bubbel zat? Nee, ik ben juist heel outreached geweest de afgelopen 25 jaar dat ik mij met het onderwerp nieuwe economie bezighield. En de aanhouder wint: het heeft lang op zich laten wachten, maar John heeft mij gebracht waar ik al lang naar op zoek was. Dat dat zo lang heeft geduurd kun je me verwijten. Ik voer twee verklaringen aan: ten eerste wist ik lange tijd niet waar ik naar op zoek was. Ik wist eigenlijk maar één ding: ik voelde dat het antwoord vlak voor onze neus lag, maar dat we er allemaal aan voorbij keken. Maar welke olifant miste ik nou? En ja, als je niet weet waar je naar zoekt kun je het ook moeilijk vinden.
Ten tweede is daar mijn onderzoeksmethode: dat was vooral participatieve observatie. Ik ben bijvoorbeeld lid geweest van mijn Local Exchange Trade System noppes. De keuze voor deze methode hangt samen met een handicap van mij: het kost mij veel moeite om te lezen, ik lees heel langzaam. Het stuk van John kost mij bijvoorbeeld 20 min. Ik lees eigenlijk hardop in mijn hoofd, ik lees dus net zo snel als ik praten kan. Dus ik lees liever niet, en al helemaal geen teksten waar elke gedachte uitgesmeerd is over vele paginae. Ik lees dus eigenlijk bijna nooit. Had dit anders geweest dan had ik Dopfer & Potts mogelijk eerder gevonden. Maar ook alle economen die ik gesproken heb hebben mij daar nooit op gewezen. Ook niet degenen die juist voorbijkeken aan het heersende discours.
Dit gezegd hebbende inspireert John mij om verder te bouwen met de materialen die hij aangereikt heeft. John probeert mijn visie te bevatten en dat is hem ondanks de omstandigheden goed gelukt. Die omstandigheden zijn dat ik nog niet het achterste van mijn tong heb laten zien. Ik heb al eens eerder verteld dat ik doende ben een boekje te schrijven. In dat boekje, dat ik ondertussen manifest noem, ontleed ik de paradigmaverschuiving waarin we ons momenteel bevinden in 43 patroonverschuivingen (and counting). In mijn column laat ik steeds een of enkele van die patroonverschuivingen de revue passeren. En ik ben nog lang niet door mijn voorraad patroonverschuivingen heen! Van de inhoudsopgave van het manifest heb ik een roadmap gemaakt die ik hier graag met jullie deel, als appetiser. De titel van het manifest is: Free to Serve.
Het idee is een beetje een ganzenbord. Je begint bij 1, welke vraag stellen we eigenlijk? En vervolgens zijn er vele wegen die je naar de laatste halte TINA & TATA brengen. Voor wie niet wachten kan: TINA = There Is No Alternative, Reagan en Thatcher, nog eens aangezet door Fukuyama. TATA = There Are Thousands of Altenatives, die heb ik van Yosh Tandon. En ik geloof in beide, maar niet zoals Reagan en Thatcher dat bedoelden, maar dat komt in due course.
Hier een grove mapping van die patroonverschuivingen (ptv) op de columns totnutoe:
Vrijheid is als voorrang: ptv 4 en 5
De piloot en de mango’s: ptv 6, 7 en 9
De ezel die niet door de beugel kon: ptv 8
Oost west, thuis best: ptv 1 en 2
Economie in balans: ptv 11
Terecht merkt John op dat het operationaliseren van mijn ideeen over bewustzijn nog niet helder is. Het was ook mijn bedoeling om dat het onderwerp van een van mijn komende columns te maken. Dus hier alvast een tipje van de sluier (ptv 8): Definitie:
Het bewustzijn van een economische actor is de verzameling doelen waar hij/zij rekening mee houdt als hij/zij een economische beslissing neemt.
Dit is goed meetbaar: kijk jij naar het beter leven keurmerk als je vlees koopt in de supermarkt? Of Utz-certified als je chocola koopt?
Ik wil graag nog wat nuances aanbrengen:
Bestuderen die economen nou systemen of niet? Neem nou de onzichtbare hand van Smith. Is dat een systeem? Ik meen dat dat in eerste instantie gedrag van mensen is. Precies het soort gedrag dat economen, als sociaal wetenschappers, bestuderen. En dan zien ze een regelmaat in dat gedrag en in de aggregatie van dat gedrag. ‘Er zit systeem in’ zou je dan zeggen. Misschien dat ‘model’ een beter woord is in deze context. Economen modelleren gedrag van economische actoren. En dat model kun je bestuderen, maar dan bestudeer je dus gedrag mbv modellen. In Pelgrimage jenseits van Dunbar noemde ik mijn wenseconommie een systeem, mag ik dat als een slip of my pen beschouwen? Het gaat mij daar om een economie waarin ik welkom ben, en welkom heten is in eerste instantie gedrag van mijn medeleden van die economie.
Waar het mij hier vooral om gaat is dat mensen soms het idee hebben dat onze ellende aan ons systeem ligt. Zo van: ík doe geen vlieg kwaad, maar het is het systeem dat er een puinhoop van maakt. Dit is een opvatting die om minstens twee redenen van de hand gewezen dient te worden. Ten eerste ontken je daarmee je eigen rol, en dat is nou precies het enige dat jij veranderen kan, jouw rol. Ten tweede gaan mensen op zoek naar, of nog erger wachten op een systeem dat er helemaal nooit komen zal, en dat maakt ze vervolgens inert.
We zijn het er dus over eens dat honger geen kwestie van schaarste is. Ik meen dat het uiteindelijk ook geen logistiek probleem is, er zijn voldoende militairen op deze planeet om die logistiek te organiseren, dat zou nog eens een battle to win zijn. Dat het niet gebeurt is het echte probleem en dat is mijns inziens uiteindelijk een kwestie van besturing, governance, politieke wil. Gedrag dus. In deze geest: alles in dit universum is eindig, maar schaars is iets alleen als er niet voldoende van is en dat is vooral het gevolg van onze keuzes, van onze wensen en gedrag.
Dit is mijn eigen terrein: Gödel en omstreken.
Gödel, ja, dan kom je op mijn terrein. Ik ben er ooit speciaal voor naar Amsterdam afgereisd omdat we de Monatshefte für Mathematik und Physik, waarin Gödel zijn beroemde onvolledigheidssteling had gepubliceerd, niet in Leiden hadden. Hier wil ik dus graag wat uitgebreider op ingaan.
Het was in de dagen van de logisch positivisten, de Wiener Kreis. Voortbouwend op de Principia Mathematica van Russell en Whitehead uit 1910 wilden zij de gehele wetenschap op logica baseren. En dan komt in 1931 Kurt Gödel, ook lid van de Wiener Kreis, met zijn onvolledigheidsstelling. Het zou zomaar een donderslag bij heldere hemel geweest kunnen zijn, om de hele raison d’être onderuit te halen van je eigen bloedgroep moet je toch eerst in staat zijn diametraal de andere kant op te kijken.
In mijn eigen woorden luidt die onvolledigheisstelling: in elk logisch systeem waarin je de natuurlijke getallen (1, 2, 3, enz) kunt representeren kun je ook proposities formuleren die wel waar zijn maar niet bewijsbaar. Het gevolg van deze stelling is dat het logisch positivisme een onhaalbare zaak is, immers de zoektocht van de logisch positivisten was juist naar een logisch systeem waarin ze de gehele wetenschap konden formuleren en vervolgens bewijzen.
Ik ben altijd getroffen geweest door de elegantie van het bewijs, dat is een variatie op de leugenaarsparadox (die luidt: ‘Ik lieg nu’). Wederom in mijn woorden gaat het bewijs van Gödel alsvolgt: hij laat zien hoe je mbv natuurlijke getallen (die immers gerepresenteerd zijn in je logische systeem) een propositie kunt formuleren die je kunt interpreteren als: ‘Ik ben niet bewijsbaar’. Het bewijs gaat dan alsvolgt: stel dat deze bewering bewijsbaar is dan zou je deze uitspraak dus kunnen bewijzen, en als de uitspraak bewezen is, dan is dus ook waar dat: deze uitspraak is niet bewijsbaar. Contradictie! We besluiten dat deze uitspraak dus niet bewijsbaar kan zijn. Maar dat is nu juist de bewering van deze uitspraak, nl dat hij niet bewijsbaar is. Deze bewering merkt dus terecht over zichzelf op dat hij niet bewijsbaar is. Maw: de propositie is wel waar.
Deze uitweiding om enkele nuances in John’s beweringen aan te brengen. Gödel richtte zich op logische systemen waarmee men wetenschap en filosofie wilde bedrijven. Hij heeft niet bewezen dat utopieen niet kunnen bestaan. Ook interessant, Gödel richtte zich niet op de strengst-formele systemen, maar juist formuleerde hij een betrekkelijk eenvoudige voorwaarde waaraan een logisch systeem moet voldoen (nl dat je daarin natuurlijke getallen moet kunnen representeren). Maar vooral: die systemen worden wel geacht consistent te zijn, hij bewijst dus niet dat zulke systemen noodzakelijkerwijs inconsisenties bevatten.
John brengt ook de culturele dimensie in, waarvoor wederom dank. Ik ben mij bewust van die dimensie maar heb hem totnutoe niet in mijn denken opgenomen. Mijn eigen westerse cultuur was al uitdagend genoeg. En ook denk ik dat hoewel door verschillende culturele filters economie er significant anders uit komt te zien bewustzijn een dieper liggende dimensie is.
Ten slotte: wat staat mij voor ogen met een op telepathie gebaseerde economie? Ja, als ik dat wist dan had ik er wel over geschreven. Ik voel mijzelf voldoende wetenschapper om zo’n terra incognita met unbiased blik te betreden. Waar ik aan denk? Dimensies die nog niet vertegenwoordigd zijn in onze westerse natuurwetenschappelijke modellen. Hoe grijpt bewustzijn bijvoorbeeld in op materie? Dat klinkt misschien heel esotherisch, maar ik bedoel gewoon: ik zit hier te typen, en dat kunnen we haarfijn beschrijven met zenuwstelsels, elektrische signalen, mitochondrieen die spieren doen samentrekken (ik ben hier duidelijk geen kenner), maar: waar begon dat eigenlijk? Ergens in mijn hersenen begonnen stroompjes te lopen, waarom begonnen zij te lopen, wat is dat bewustzijn?
Oh ja, voor de goede orde en voor zover dat niet duidelijk was: het personage Tom de wandelaar is een echt bestaand mens, het betreft een goede vriend van mij. Ik had me alleen vergist in de locatie: de wandeling vond plaats op Corsica ipv in de Pyreneeen.
eerste publicatie: nieuwe mensaberichten 081, dec 2020