Begin vorige maand ging ik in zuid Frankrijk op bezoek bij Ton, een medemensaal en goede vriend van mij. Achter mij deed hij het hek van zijn propriété privée op slot. Ik was perplex. Hoe kan dat nou? Ton woont in een afgelegen buurtschap dat inclusief hemzelf vijf zielen telt. Als het daar al niet lukt om fatsoenlijk samen te leven en werken, hoe moet dat dan op mondiale schaal?
Le Buis heeft alles van een kleine gemeenschap: burenhulp, ons kent ons, bijnamen, roddel en achterklap. En het nadragen van gebeurtenissen van decaden geleden. Een van de bewoners van le Buis ziet de scheidslijn tussen mijn en dijn anders dan de anderen. In onze grote anonieme wereld zouden we zo iemand een dief noemen. Maar hier in le Buis? In le Buis heeft deze meneer als bijnaam: de vos. Samenleven (in Amsterdam centrum doen we dat best wel) is voor mij dat je elkaar aanspreekt om het leefbaar te houden. Maar waarom wordt de vos niet aangesproken? Dit is typisch een situatie waar Ton graag over contempleert. Zijn woorden over buurman D.:
“D. is iemand die heel anders in het leven staat dan ik (ander “bewustzijn” als je wilt). Door deze eigenschappen heb ik weinig affiniteit met hem. Zijn jeugd is een treurig verhaal. Als ik diep naar binnen kijk kan ik met D. compassie hebben, maar in het dagelijks leven bewaar ik afstand. Samenwerken is hier op le Buis maar beperkt aan de orde. We doen wederzijds aan burenhulp, maar daar staat D. ook buiten – hij wil overal geld voor. Ik vroeg me af, of ik hem, juist hem, niet ook dingen moet aanbieden – maar ik deins ervoor terug het contact met hem te intensiveren.”
Ton, dank voor dit inzicht in jouw overwegingen. En het maakt voor mij glashelder hoe moeilijk het is om samen te werken. Want stel nou dat dat D. je collega is. Zou je dan wel je contact (op de werkvloer) met hem intensiveren? Ja, want jouw baas verwacht dat van jou op de werkvloer. Overigens: sommigen van ons willen helemaal geen baas en denken wellicht: ik wordt zelfstandig, dan heb ik geen baas meer, hoef ik ook niet met D. samen te werken. Maar let wel: er zijn geen erger bazen dan klanten. Bazen moeten zich aan regels houden, klanten niet. Klanten worden gewoon onredelijk boos, lopen weg of weigeren te betalen. Al met al: om in het huidige tijdsgewricht samen te werken is iets van dwang handig, niet altijd, maar wel precies op die momenten dat de drang tot samenwerking verdampt.
Het intrigeert mij. Mijn passie is nieuwe economie, de aanstaande economie die een weldaad is voor planeet en mens. Ik dacht altijd dat zo’n economie zou lijken op een buurtschap, maar dan op wereldschaal. Tsja, dan valt zo’n real life buurtschap wel even tegen. Voor mij is nieuwe economie een nieuwe manier van samenwerken. Bovenstaande laat iets zien van hoe samenwerking nu tot tand komt:
In mijn perceptie is dat in essentie slavernij. We verankeren eigendom, ook van productiemiddelen, in onze wetgeving. Dat betekent onder andere dat 99% van de mensheid, waar de meesten van ons toe behoren, helemaal geen bestaansmiddel of -zekerheid hebben (zie ook de vorige NMB). Die stress mondt uit in gedwongen arbeid (vgl Ora et labora van Herman Heijermans). Veel mensen zouden het werk dat ze nu doen niet doen als dat niet nodig zou zijn om in hun levensbehoeften te voorzien. Ze werken samen omdat het moet, dwang. Niet omdat ze willen, drang. Of ben ik nu gewoon Marx aan het herhalen?
Ik zie dat ook in de nieuwe economie. Daar zijn allemaal initiatieven om samenwerking vorm te geven. Maar dat zijn allemaal versnipperde initiatieven. Werken die samenwerkingsinitiatieven dan niet samen? Nou, nee dus. Als samenwerkingsinitiatieven samenwerken moet dat op vrijwillige basis gebeuren. Het lijkt er op dat dat niet gebeurt, ook hier lijkt het er op dat zolang er geen dwang is die samenwerking niet tot stand komt.
Maar is alles dan kommer en kwel? Er zijn toch ook nog heel veel mensen die vrijwillig iets doen voor een ander, of voor onze samenleving (in de VS zijn ze daar notoir goed in). Dat lijkt dan weer in tegenspraak. Ik denk: vrijwilligerswerk zit een beetje aan de zijlijn van onze economie (ik krijg nu misschien een storm van protest, en terecht). Ik raap vrijwillig plastic van de grond en jij gaat vrijwillig boodschappen doen voor je buurvrouw. Maar vrijwillig achter de lopende band staan doen we niet. En daar worden wel de dingen gemaakt waar we voor willen betalen. Dat is ook de plek waar de nieuwe economie zich momenteel bevindt: aan de zijlijn van de economie.
Dit is wat ik denk: het is een kwestie van bewustzijn. Als het bewustzijn groot genoeg is bij een voldoende aantal mensen dan kan die samenwerking vrijwillig van de grond komen, eerder niet. Even en detail: dat bewustzijn betekent dan dat mensen het gesprek met elkaar aangaan en dingen doen voor elkaar in een samenwerkingsverband waar ze niet onmiddellijk de resultaten van zien, immers wat er aan het einde van de lopende band uitrolt komt niet bij jou of je buren terecht.
Als ik dan in zo’n buurtschap kom waarin de samenwerking moeilijk van de grond komt dan vraag ik me dus af of het ooit nog goed gaat komen. En toch geloof in nog steeds dat het wel goed gaat komen, alleen gaat het blijkbaar wat langzamer dan gehoopt. Ik wil daarom graag kijken naar waar het al wel gebeurt, die vrijwillige samenwerking. Bijvoorbeeld sensorica. Zij gebruiken het Open Value Network (OVN) concept. Ik ga daar nog eens naar kijken. Iedereen kan meedoen bijvoorbeeld, maar je moet wel iets bijdragen, zoals we dat in onze huidige slavernij ook gewend zijn. Het voelt voor mij als een tussenstap die past bij onze ontluikende bewustzijnsgroei.
eerste publicatie: nieuwe mensaberichten 103, nov 2023